vrijdag 2 februari 2007

Nog meer schering?

Het is voor onderzoekers eerlijk gezegd een zegen wanneer ze, bijna als inlichtingenagenten, zeg maar spionnen, onderzoeksresultaten kunnen meepikken. Immers, de meeste onderzoeken gebeuren wel degelijk undercover, op wetenschappelijke wijze uiteraard. De resultaten ervan worden meestal ingezet voor bijsturing van overheidsoptreden. Soms ook zijn de resultaten zo verbijsterend dat ze niet mogen worden vrijgegeven, tot het overheidsoptreden voldoende bijsturing heeft meegebracht. En dan zijn de resultaten meestal niet meer relevant en verdwijnen ze in een vergeetput.
Het Diependaele Instituut voor statistiek en methodiek verricht zelf zowat 50 procent van zijn onderzoek zonder resultaat te mogen meedelen.
Omgekeerd gebeurt het ook dat onderzoekers, als spionnen, in het bezit komen van geheim gehouden onderzoeksresultaten. Dan is het niet meteen feest, want vaak zijn die resultaten niet ter zake of achterhaald.
Zo'n voorbeeld van dat laatste kwam in handen van de ploeg van het Diependaele Instituut. Na ampele afwegingen besloot het toch de resultaten vrij te geven. Hier volgt het.
Het was niet de federale overheidsdienst Volksgezondheid noch de verbruikersbond die het onderzoek bestelden, evenmin enig fabrikant van de betrokken producten. Nee, die ochtend op het Diependaele Instituut voor statistiek en methodiek verscheen voorwaar een vertegenwoordiger van een halfschimmige bankverzekeraar om te vragen een onderzoek te voeren naar het scheergedrag bij mannen en, bij uitbreiding, naar het ontharingsgedrag van vrouwen.
De onderzoeksprojectleider die hem ontving, had vooraf onderzoek gedaan om meer te weten te komen van de halfschimmige bankverzekeraar. Was dit een façade voor een of andere buitenlandse macht? Of had hij aandelen in de betrokken productiesector? Of … ja, wat? Ach, wat heeft het voor zin? Een klant is een klant en wordt op zijn of haar wenken bediend. En dus werd er een onderzoek gevoerd, binnen het Diependaele Instituut, naar het scheergedrag bij mannen en, bij uitbreiding, naar het ontharingsgedrag van vrouwen.
De methodiek was eenvoudig: eerste vraag, betreffende mannen zowel als vrouwen: doen ze het droog - elektrisch dus - of nat? indien nat, met 1, twee of drie mesjes? Eenvoudig toch? Tot je je afvraagt hoe je mensen daarover ondervraagt? Straat- en kroegbevragingen op de man of de vrouw af waren onbetrouwbaar.
In kroegen barst het ofwel van de grapjassen, die de vraag met het opzet te lachen, verkeerd beantwoorden; ofwel hangen er depri's aan de toog en die vinden die vragen allemaal veel te lastig. Het antwoord, mijn vriend, is blowen in de wind.
Op straat willen mensen niet worden lastiggevallen met dergelijke vragen. Ze zijn gehaast, op weg naar het werk, of van het werk naar huis. Of ze komen net van een begrafenis of, nog erger, een huwelijk en dus helemaal niet in de stemming om op vragen te antwoorden. De dood of de liefde, mijn vriend, zijn het antwoord.
Wind, dood en liefde zijn de laatste zaken waar het Diependaele Instituut onderzoek naar zou doen. Het zijn nu eenmaal ervaringen. Scheren en ontharen dan maar.
Een nog jonge medewerker van het instituut opperde een klein vraagformulier te voegen bij de verpakking van scheermesjes, waarbij een vraag wordt gesteld los van scheren en ontharen (bijvoorbeeld: rijdt u liever met de fiets dan met de auto? Schiftingsvraag: hoeveel antwoorden zullen we ontvangen 'met de fiets'? de winnaar wint een jaar lang gratis scheerschuim). Er werd nog veel storm gewaaid in de hersenen. Tot hier informatie die we kunnen meegeven. Het is alsnog wachten op het resultaat van het onderzoek, zolang het loopt. Wordt vervolgd.